Men neemt aan, dat Java reeds voor de komst van de Hindoes een eigen danstraditie had, gebaseerd op animistische gegevens en voorouderverering. Ongeveer 700 jaar na Chr. brachten de Hindoes hun tempeldansen naar Java. Deze danskunst vermengd met de oorspronkelijke Javaanse cultuur leidde uiteindelijk tot een danskunst met een geheel eigen karakter.
Op 13 februari 1755 (Verdrag van Giyanti) werd het Midden-Javaanse rijk Mataram verdeeld in de vorstendommen Surakarta (of wel Solo geheten) en Yogyakarta.
Vier vorstenlanden ontstonden in de loop van de 18e en vroeg-19e eeuw na burgeroorlogen en successieoorlogen binnen de Javaanse adel:
twee Solose vorstenlanden: Surakarta (Solo) en Mangkunegaran en twee Yogyase vorstenlanden: Yogyakarta en Paku Alaman. De vorstendommen hadden geen enkele politieke rol meer, de Kratons werden culturele centra, die de traditionele kunst bewaarden. De geïmporteerde Islam had veel invloed op de algemene cultuurontwikkeling op Java door geboden en taboes, maar de vorsten hielden zich in de besloten Kratons (paleiscomplexen) aan de aloude tradities en ceremonieën van hun voorvaderen.
Aan de vorstenhoven in Yogya en Solo ontwikkelde zich wel een, weer eigen, dans- en muziekcultuur. De dansen aan het Yogyase Hof hebben een wat streng aandoende uitingsvorm, terwijl de Solose stijl wat zachtvloeiender en soberder aandoet. Dans- en muziektechnisch zijn er beduidende verschillen in de traditionele uitvoeringen. Hoewel de danskunst haar bloei beleefde in de 18e eeuw en zich na 1920, toen de hofdans ook buiten de Kraton beoefend mocht worden, is de dans in overgeleverde vorm van veel oudere datum.
Er bestaan twee hoofddisciplines Javaanse Hofdans, de vrouwendans en de mannendans, waarbij men hier weer diverse vormen kan onderscheiden.
Bij de mannendans:
1. alus – het verfijnde type, onderverdeeld in karaktergroepen.
2. gagah – het krachtige type, onderverdeeld in een beheerste en een arrogante vorm.
Bij de vrouwendans:
1. Bedaya en Serimpi, de gewijde, klassieke dansen, attributen van de vorst.
2. later ontwikkelde dansen.
Alle vrouwendansen worden gekenmerkt door ingetogenheid, rust en charme.
Onder de dansbewegingen, in zowel vrouwen- als mannendans, kunnen zekere structurele vormen worden aangewezen als bewijs dat de dans restanten van religieuze ceremonies bevat.
©1977widarakandang